J. J. GIELE, ARBEIDERSZELFBESTUUR
Opstand en Revolutie in Barcelona
De gebeurtenissen in Spanje tussen 17 en 20 juli 1936 betekenden de
afsluiting van een hoofdstuk uit de Spaanse geschiedenis en het begin
van een nieuwe periode. De Tweede Republiek ging ten onder en de Spaanse
Burgeroorlog nam een aanvang. Met de opstand van het leger en de gebeurtenissen
die daarop volgden, brak de sociale revolutie in Spanje uit. Terwijl
de rechtse groeperingen en de fascisten juist beoogden de dreigende
sociale hervormingen de kop in te drukken, riepen zij een sociale
revolutie op door de militaire opstand te beginnen. Of, zoals één
van de auteurs over deze periode het uitdrukte: "Op 18 juli kwamen
de generaals in opstand en begon de Spaanse Burgeroorlog. Op 19 juli
kwamen de anarchosyndicalisten en socialisten ook in opstand en begon
de Spaanse revolutie."
DE GEVECHTEN VAN 19 EN 20 JULI 1936
De berichten over de opstand van het leger in Marokko onder generaal
Franco werden in de middag van 17 juli in Barcelona ontvangen. De
langverwachte crisis was eindelijk uitgebroken en nog vÓÓr de opstand
naar het vasteland van Spanje was overgeslagen, wankelde de Tweede
Republiek op haar grondvesten. Onder de bevolking van Barcelona ontstond
grote beroering. Een enorme menigte verzamelde zich op de Ramblas,
de centrale verkeersader van Barcelona, en betoogde voor bewapening
van de arbeidersorganisaties. Evenals de regering in Madrid weigerde
de Generalidad echter om zijn toevlucht tot deze revolutionaire maatregel
te nemen. Integendeel, de politie kreeg nog op 18 juli opdracht om
allen, die in het bezit van wapens waren, te arresteren. De stemming
onder de arbeiders was echter zo vastbesloten dat zij onmiddellijk
in actie komen. Een aantal leden van het syndicaat van transportarbeiders
wist in de haven enkele schepen te bestormen en een aantal wapens
buit te maken. De overheid was niet van plan dit te nemen en stuurde
daarop de Guardia de Asalto (speciale politietroepen) naar het gebouw
van het syndicaat om desnoods met geweld de wapens in beslag te nemen.
ZÓ weinig begreep men op dat ogenblik de noodzaak van een gezamenlijk
optreden tegen het gevaar van de militaire opstand! Alleen door bemiddeling
van Durruti en Ascaso, twee anarchistische voormannen, wordt een gewapend
conflict tussen de Guardias en de arbeiders bezworen. De laatsten
geven een groot gedeelte van hun wapens weer af.
In de loop van zaterdag 18 juli bereiken de eerste berichten over
de opstand in Andalusië Barcelona en neemt de spanning verder toe.
In de gebouwen van de syndicaten verzamelen zich steeds meer arbeiders.
Stoottroepen en patrouilles worden gevormd en de tactiek wordt besproken.
Ordonnansen rijden af en aan en luidsprekers schetteren keihard door
de straten. De radio roept allen op om waakzaam te zijn en een verrassingsaanval
van het leger onmogelijk te maken. Een revolutionaire koorts maakt
zich meester van Barcelona.
Durruti en enkele andere anarchistische woordvoerders nemen contact
op met president Luis Companys en beloven om met duizend geweren de
militairen te verhinderen uit de kazernes te komen. Opnieuw wordt
dit aanbod geweigerd, hoewel een verbindingscomité tussen de Generalidad
en de anarchisten ingesteld wordt. De overheid vertrouwde op de loyaliteit
van de Guardias en de politie om de opstand te verhinderen. Met een
onbegrijpelijk optimisme worden verdere maatregelen uitgesteld.
In de loop van de avond van de 18e juli besluiten de CNT-syndikaten
om zelf de leiding van de verdediging van de stad op zich te nemen.
Het Regionaal Comité van Catalonië is permanent bijeen in het gebouw
van het bouwvakkersyndicaat en organiseert het verzet in Barcelona.
Groepen arbeiders nemen taxi's en particuliere auto's in beslag om
het vervoer naar bedreigde punten te kunnen regelen. Rond de meeste
openbare gebouwen en op strategische punten worden geïmproviseerde
barricades opgeworpen. Enkele wapenwinkels in het centrum worden leeggehaald,
ook al bestaat de buit slechts grotendeels uit onbruikbare jachtgeweren.
De anarchisten worden aldus van het ene moment op het andere van vervolgde
misdadigers tot de organisatoren van het antifascistische verzet.
Grote groepen CNT-arbeiders bezetten de Ramblas en op de banken in
de straten zitten gewapende arbeiders in de zwoele nacht en wachten.
Om twee uur 's nachts begeeft Companys zich met enkele leden van zijn
regering naar het commissariaat voor Openbare Orde, dat tevens het
hoofdkwartier van de Guardias de Asalto was.
Tussen vier en vijf uur in de ochtend gebeurt datgene waar allen op
gewacht hadden. Door ordonnansen wordt in vliegende haast meegedeeld
dat een regiment soldaten de Pedralbes-kazerne in het Noorden van
de stad heeft verlaten, en langs de Gran Via Diagonal naar het centrum
optrekt. Even later worden kanonschoten uit de artilleriekazernes
gehoord, ten teken dat ook daar de strijd begonnen is. Boven het ademloos
wachtende Barcelona beginnen de fabriekssirenes aan de rand van het
centrum te huilen om voorlopig niet meer op te houden. Geweervuur
knettert in de verte. De opstand van het leger is begonnen.
Uit alle gegevens blijkt dat deze opstand bijzonder goed voorbereid
was. Barcelona ligt in een vlakte aan zeeën is aan alle kanten omgeven
door steile heuvels. Aan de periferie van de stad, in de voorsteden,
waren de meeste kazernes van het garnizoen gelegen. Het plan was dat
de regimenten van deze kazernes het eerst in actie zouden komen en
via de grote aanvoerwegen naar het centrum zouden oprukken om daar
contact te maken met de soldaten uit de centraal gelegen kazernes.
Het dichtbevolkte en revolutionaire centrum van de stad zou aldus
in een dodelijke omklemming gevat worden en door de artillerie uit
de havenwijken bedreigd worden. Ieder opstandig regiment had gedetailleerde
plannen en schema's ontvangen en alle maatregelen voor communicatie
en coördinatie van de troepen bewegingen waren genomen.
Toch zou het hele plan op een bloedig fiasco uitdraaien. De geplande
verbindingen werden niet tot stand gebracht, de artillerie bereikte
nooit het centrum en de leiders van de opstand waren weldra de eersten
die zich overgaven. Dit alles was het gevolg van het krachtige verzet
en de revolutionaire stootkracht van de anarchistische militanten.
Barcelona was op 19 juli 1936 getuige van een van de zeldzame voorbeelden
uit de geschiedenis, waarbij een geregeld leger door volksmassa's
in een langdurige slag verslagen werd. In hun plannen hadden de samenzweerders
natuurlijk met een eventueel verzet van de anarchistische arbeiders
rekening gehouden, maar zij hadden hun tegenstanders op één punt onderschat.
De anarchisten beheersten de strategie en tactiek van het straatgevecht
volkomen. De revolutiepogingen uit de laatste jaren wierpen eindelijk
vruchten af.
De leiding van de opstand in Catalonië was in handen van generaal
Goded, opperbevelhebber van het leger op de Balearen en een van de
initiatiefnemers van de militaire staatsgreep. Het belang van de stad
Barcelona en de vrees voor felle tegenstand van de anarchisten was
zo groot, dat Goded persoonlijk de leiding van de acties op zich had
genomen. Tot aan zijn komst uit Mallorca zou de leiding in handen
van generaal Burriel zijn. Deze telefoneerde om acht uur in de ochtend
van de 19e juli naar Goded dat alles goed ging en dat naar zijn verwachtingen
de strijd binnen enkele uren beslist zou zijn. De troepen waren op
dat moment op de Plaza de Cataluna aangekomen, het hart van Barcelona
waar alle belangrijke hoofdstraten met de Ramblas samenkomen.
Om halféén 's middags naderde het vliegtuig van Goded de stad. Toen
dit toestel echter boven de stad cirkelde om te landen, werd het duidelijk
dat de berichten van generaal Burriel op zijn minst prematuur waren
geweest. Overal woedde een hevige strijd tegen de legereenheden. Behalve
het Plaza de Cataluna was géén der strategische punten van de binnenstad
in handen van de opstandelingen.
In de buitenwijken waren de artillerie- en cavalerieregimenten tot
staan gebracht. Kazernes werden door bewapende arbeiderstroepen (milities)
belegerd. Vliegtuigen van de loyaal gebleven luchtmacht cirkelden
boven de stad en bombardeerden troepenconcentraties van de fascistische
opstandelingen. Het watervliegtuig van Goded landt dicht bij de haven.
Uit de eerste informaties blijkt hoe slecht de toestand in werkelijkheid
is. Met moeite weet de generaal het gebouw van de Capitania te bereiken,
waar het leger het hoofdkwartier heeft en van waaruit de opstand geleid
wordt. De loyaal gebleven garnizoenscommandant Llanos de Encomiendas
en enkele andere officieren worden daar door Burriel gevangen gehouden.
Generaal Llano, die tot de uiterst gematigde republikeinen behoorde,
had verklaard in geval van nood liever voor het communisme dan voor
het fascisme te zullen kiezen. Ondanks dreigementen van Goded blijft
hij bij zijn weigering. Ook de Guardias de Asalto bleven trouw aan
de Republiek, en vochten in de straten zij aan zij met de anarchisten,
hun vroegere vijanden. Zelfs een deel van de Guardia Civil onder generaal
Anguren en kolonel Escobar vocht aan de kant van het volk, ook al
hadden de meeste officieren tevoren steun aan de opstand beloofd.
Op deze manier worden de arbeidersmilities, die de eerste aanvallen
hadden afgeslagen, in de loop van de middag versterkt en kunnen zij
op hun beurt in het offensief gaan.
Het probleem van de wapens werd door de arbeiders op klassieke manier
opgelost. Zij veroverden hun wapens grotendeels op hun tegenstanders.
De strijd in Barcelona was aanvankelijk zeer verward. In de vroege
morgen vielen groepen arbeiders de oprukkende legereenheden met pistolen,
eigengemaakte bommem en flessen benzine aan of bestookten hen vanuit
huizen en vanaf daken met allerlei projectielen. Hierdoor werden de
militairen gedwongen op pleinen en op belangrijke punten detachementen
soldaten achter te laten, die later door massale aanvallen van de
arbeidersmilities verdreven werden. In enkele gevallen wisten de arbeiders
hun tegenstanders te bewegen niet op hun 'broeders' te schieten en
verbroederden de twee partijen zich na vurige toespraken. De soldaten
maakten in deze gevallen meestal korte metten met hun officieren.
Velen van de soldaten waren in de veronderstelling dat zij een communistische
staatsgreep moesten verijdelen en aan anderen was verteld dat zij
de volksfrontregering verdedigden.
De eerste uren van de strijd waren in alle opzichten beslissend. De
afgesproken doelen werden door het verzet van de arbeiders niet bereikt
door de legereenheden, behalve het Plaza de Cataluna. De regimenten
werden gedwongen om zonder verband strijd te leveren aan de rand van
het centrum, dat vast in handen van de arbeiders was.
Een typisch voorbeeld van de onmacht van de officieren om de kracht
van de anarchistische straatvechters te begrijpen, was de slag om
de Montana-kazerne. Dit artilleriedepot lag in de havenwijk Barceloneta
en de soldaten daar hadden tot taak om vanaf de haven de binnenstad
in te trekken en de officiële gebouwen van de Gene-ralidad te bestormen.
VÓÓr de opstand waren de officieren vol goede moed geweest en hadden
zij verklaard: "Zo gauw ze het bulderen van onze kanonnen horen, gaat
het hele gewapende plebs op de loop. Tijdens de oktoberopstand van
1934 was één batterij van de zware artillerie voldoende geweest om
de opstand te dempen. Na twee of drie schoten op het gebouw van de
Generalidad werd de witte vlag uitgestoken. Men vergat in legerkringen
echter dat de anarchisten niet deel hadden genomen aan de opstand.
In de ochtend van de 19e juli kwamen de artillerietroepen niet verder
dan enkele pleinen in Barceloneta zelf. De tegenstand van deze overwegend
anarchistische volkswijk was zo hevig, dat het regiment zich weldra
moest verschansen. Ondanks het feit dat men met de kanonnen grote
bressen in de militietroepen schoot, bleven de arbeiders aanvallen
en wisten zij enkele stukken geschut te veroveren. Van een vele tonnen
wegende rol papier maakten zij een mobiele barricade en spoedig was
een groot aantal soldaten volledig uit elkaar geslagen. Zware vrachtwagens
reden blindelings in op de soldaten en doorbraken hun gelederen. Na
een strijd van vijf uur moesten de regimenten van de zware artillerie
zich terugtrekken met zware verliezen. In de loop van de middag gaf
het restant van de verdedigers zich na een formeel beleg over.
De troepen die vanaf het oosten en het westen naar het centrum optrokken
om zich op het Plaza de Cataluna aan te sluiten bij de soldaten van
de Pedralbes-kazerne, werden eveneens aan de rand van de binnenstad
teruggeslagen. Vooral de grote Rondas of boulevards, die het Centrum
aan alle kanten omgeven, waren het toneel van hevige gevechten. De
cavalerie wordt door de FAI-militanten teruggeslagen; slechts een
klein gedeelte weet de Plaza de Cataluna te bereiken. Sommige troepen
slagen er in om op enkele andere pleinen nog tot in de namiddag stand
te houden. Daarna trekken zij zich op verzoek van Goded terug in de
versterkte kazernes. Intussen werd de zwaarste slag geleverd op de
Plaza de Cataluna, waar de eerste regimenten die ochtend zich verschanst
hadden tegen de oprukkende arbeidersmilities. Deze werden geholpen
door enkele eenheden van de Guardias de Asalto. De arbeiderstroepen
bestookten de soldaten zo hevig vanuit de straten die op het plein
uitkwamen, dat deze tenslotte hun toevlucht zochten in enkele gebouwen
die aan het plein gelegen waren. Een daarvan was de Telefooncentrale,
die zij door een list in handen gekregen hadden. Dit gebouw wordt
in de loop van de middag door een groep CNT-arbeiders stormenderhand
genomen en aan het personeel overgedragen. De verbindingen worden
onmiddellijk hersteld. De hele dag wordt nog op het plein gevochten
dat met lijken van paarden en mensen bezaaid is. Pas als stukken veroverd
geschut uit de havenwijk verschijnen geven de laatste opstandelingen
zich over.
Al die tijd bevond generaal Goded zich in een hopeloze situatie in
het gebouw van de Capitania. Om halftwee 's middags had hij om versterkingen
van de Balearen gevraagd, waar de opstand in enkele uren geslaagd
was. De tijd drong echter en Goded besloot om eerst artillerie uit
Gerona en MatarÓ, ten noorden van Barcelona, te laten komen. Op dat
moment waren telefoonverbindingen echter al onmogelijk door de verovering
van de Telefooncentrale en een ordonnans slaagt er niet in de stad
te verlaten. Als tegen halfzes de volksmilities de Capitania met geschut
bestoken, geeft Goded zich over en wordt gevangen genomen.
Companys laat de gevangen generaal naar het paleis van de Generalidad
brengen, waar een radiostation gevestigd is. Hij vraagt Goded om zijn
troepen op te roepen de wapens neer te leggen en onnodig bloedvergieten
verder te voorkomen. Hij herinnert de generaal aan zijn eigen houding
twee jaar geleden, na de mislukte oktoberopstand, toen hij een zelfde
oproep aan zijn aanhangers voor de radio had gedaan. Na lang aarzelen
legt Goded de volgende verklaring af: "Het lot is mij ongunstig geweest
en ik ben gevangen geraakt. Daarom verklaar ik dat, indien zij verder
bloedvergieten willen vermijden, allen die aan mijn zijde stonden
vrij zijn van hun verplichtingen." Deze verklaring, die een einde
aan de opstand in Catalonië maakte, werd in heel Spanje ontvangen
en veroorzaakte uiteraard een enorme geestdrift in het kamp van de
antifascisten.
In Barcelona zelf betekende de verklaring van de generaal intussen
nog niet het einde van de strijd. In verschillende kazernes bevonden
zich nog detachementen soldaten die zich bleven verzetten en op hulp
van buiten af rekenden. De ernstigste bedreiging vormden de soldaten
van de Atarazanas-kazerne, dicht bij de haven aan enkele invalswegen
en midden in een volkswijk gelegen. De kazerne werd pas de volgende
middag om halféén door de anarchisten veroverd, na een urenlange belegering
en na talloze mislukte bestormingen. Dit succes werd door de anarchistische
milities alléén behaald. Zij waren er zozeer op gebrand om het fascisme
de genadeslag te geven, dat zij weigerden de Guardias te laten deelnemen
aan dit gevecht. Een van hun voormannen, Francisco Ascaso, sneuvelde
bij de laatste bestorming. Zijn dood was voor zijn wapenbroeders het
sein voor de definitieve aanval. Zij werden aangevoerd door Ascaso's
levenslange vriend, de bekende anarchistenleider Durruti onder de
kreet 'Adelantes! Los hombres de la CNT!', Voorwaarts! Mannen van
de CNT! Durruti werd zelf bij deze aanval door twee kogels in schouder
en arm getroffen.
DE SOCIALE REVOLUTIE
De strijd om Barcelona was in anderhalve dag volledig beslist. Het
duidelijk dat de fascistische staatsgreep volledig mislukt was in
Catalonië. Maar wie waren de overwinnaars? Aan wie behoorde in werkelijkheid
de macht in Barcelona en geheel Catalonië? Ongetwijfeld komt de eer
van de overwinning in de eerste plaats aan de anarchisten toe. Zij
waren het beste voorbereid, kwamen het eerst in verzet, vochten het
felst en offerden de meeste mannen in het gevecht. Daarnaast vochten
vanaf het begin ook Esquerra-leden mee en vooral de leden van de kleine
maar strijdbare POUM ('Partido Obrero de UnificaciÓn Marxista'), de
revolutionairmarxistische arbeiderspartij. Veel minder reden tot trots
was er voor de PSUC ('Partido Socialista Unificado de Cataluna'),
de verenigde socialistische en communistische partijen in Catalonië
die bij de Derde Internationale van Moskou was aangesloten. Slechts
weinige van haar leden hadden aan het verzet deelgenomen. Waarschijnlijk
speelde hierbij een rol het feit, dat zij grotendeels uit kantoorpersoneel
en beambten gerekruteerd werden.
De anarchisten maakten gebruik van hun leidende positie, door alle
wapens, die buit gemaakt werden in de kazernes, in beslag te nemen
en voor de distributie zorg te dragen. Als exponenten van het verzet
tegen het leger organiseerden zij overal in de wijken van Barcelona
revolutionaire raden en comités, die op hun beurt gewapende patrouilles
oprichtten en de voedselvoorziening in handen namen. Zij openden de
gevangenissen, waar honderden van hun kameraden verbleven en lieten
ook de criminele gevangenen vrij, die aan hun zijde wensten te vechten.
Hiermee werd een gevaarlijk element in de strijd tegen het fascisme
geïntroduceerd, hoewel men niet moet vergeten dat vele gevangenen
uitsluitend wegens vergrijpen tegen het privé-eigendom veroordeeld
waren en dus volgens anarchistische maatstaven moeilijk tot de misdadigers
gerekend konden worden. Iets dergelijks gebeurde trouwens ook in de
niet door anarchisten beheerste steden, zoals Madrid en Bilbao. In
heel het revolutionaire Spanje werden de gevangenissen als gehate
symbolen van het verleden met de grond gelijk gemaakt.
Reeds tijdens de straatgevechten op zondag was een aspect van de strijd
tegen het fascisme aan de dag getreden, dat als specifiek Spaans en
in een bepaalde historische context beoordeeld dient te worden: de
kerkverbrandingen. Evenals tijdens de opstanden van de 19e eeuw en
de Tragische Week in 1909 richtte de woede van het volk zich tegen
de uiterlijke machtssymbolen van de Kerk, die zij niet geheel ten
onrechte als handlangers van de reactie en het fascisme beschouwden.
Kerken en kloosters werden bestormd en verwoest of in brand gestoken.
De directe aanleiding was gelegen in het feit dat het leger zich bediende
van de strategische positie van enkele kloosters en kerken. Minstens
één geval is door nationalistische historici toegegeven. Voor de anarchistische
arbeiders van Barcelona was het vanzelfsprekend dat de clerus de opstand
van het leger steunde, dat de geestelijken partij waren en als combattanten
behandeld moesten worden.
Hetzelfde proces van gelijkschakeling van combattanten en non-combattanten
werd psychologisch veroorzaakt door het feit dat enkele honderden
aanhangers van de Falange en andere rechtse groeperingen met de soldaten
mee getrokken waren naar het centrum van de stad. Zij waren zwaarbewapend
en speciaal uitgekozen om een belangrijke rol te spelen bij de onderwerping
en bezetting van Barcelona. Men hoeft er niet aan te twijfelen dat
deze rol geen andere geweest zou zijn, dan het fungeren als aanbrengers
en executiepelotons van de linkse leidende personen, na de overwinning.
De gebeurtenissen in de andere delen van Spanje zijn daarvoor voldoende
aanduiding. Hun perfide gedrag is vooral de aanleiding geweest tot
de veelbesproken 'rode terreur' in Barcelona. De arbeiders wisten
dat hun tegenstanders in geval van een overwinning geen enkel pardon
gegeven zouden hebben. De klassenstrijd was geen theoretisch begrip
voor hen, maar levende werkelijkheid. In de eerste roes van de gevechten
en de overwinning vereffenden zij een rekening met hun doodsvijanden.
Met enige voorzichtigheid kan men stellen dat het aantal slachtoffers
aan de kant van de clerus, de rechtse en fascistische politici en
de werkgevers in Catalonië rond de duizend gelegen zal hebben. Daarbij
zijn echter ook diegenen gerekend, die na een proces veroordeeld zijn
wegens medeplichtigheid aan de opstand. Het categorisch ontkennen
van de rode terreur heeft uiteraard nooit zin gehad. Wel dient er
de nadruk op gelegd te worden dat de terreur in het linkse Spanje
in geen enkele verhouding staat tot de slachtpartijen (Badajoz!) die
door de fascisten en het leger van de allerchristelijkste generaal
Franco in het veroverde deel van dat land zijn aangericht. De verbazing
zou zich eerder kunnen richten op het feit dat in een streek als Catalonië
in een periode van burgeroorlog zovelen vrij hebben kunnen rondlopen
en verraad plegen. De talloze verklaringen van Franco over het bestaan
van 'vijfde colonnes' zijn in dit opzicht trouwens ook illustratief.
Bovendien ontstond hierdoor een angstpsychose onder de tegenpartij
die aan heel wat fascisten het leven gekost heeft.
Op 19 en 20 juli was de strijd zelf in bepaalde wijken van Barcelona
duidelijk vermengd met klassenstrijdtrekken. Hier botsten de anarchisten
en militietroepen op de burgerlijke aanhang van de fascisten en hier
ontstond in feite ook de sociale revolutie. De bekende anarchiste
en latere minister van de Spaanse Republiek, Frederica Montseny, verklaarde
hierover: "Vooral in de buitenwijken, waar veel aristocraten en rechtsgezinden
woonden en waar zich veel kloosters bevonden, begon de strijd duidelijke
karakteristieken van de klassenstrijd te vertonen. Men concentreerde
zich daar en er werden aanvallen ondernomen vanuit de kerken en de
kloosters zodat het volk al zijn woede in een felle uitbarsting tegen
hen richtte."
De nederlaag van het leger betekende impliciet een afrekening met
alle fascistische en rechtse elementen. Gebouwen, paleizen en kloosters
werden onteigend en overgenomen door arbeidersorganisaties en revolutionaire
wijkraden. Zij werden ingericht als noodhospitalen, centrales, volkskeukens
enz. Van een duidelijk plan was bij dit alles geen sprake, evenmin
als bij de eliminatie van fascistische elementen. Het was een spontane
actie, die weldra het aanzien van heel Barcelona veranderde. Op openbare
gebouwen en kantoren verschenen de letters CNT, FAI, POUM, PSUC, UGT
en UHP ten teken dat de arbeidersorganisaties deze gebouwen hadden
overgenomen. De roodzwarte vlaggen van de anarchisten wapperden van
alle belangrijke gebouwen van de stad en overal werden particuliere
auto's gerekwireerd. De Nederlander Lou Lichtveld, die op de eerste
dag na de strijd te voet vanaf de buitenwijken naar het centrum ging,
deelt mee dat alle kloosters overgenomen waren en een sociale of humanitaire
bestemming gekregen hadden. De villa's en paleizen daarentegen waren
meestal verlaten. "Hoe verder wij echter in het centrum van de stad
doordrongen, des te levendiger werden de straten. Op haast iedere
hoek was er het een en ander in beslag genomen gebouw. Ze droegen
ruwe opschriften met krijt: 'In beslag genomen door de CNT' of 'Onteigend
door de regering ter inrichting van een school'. Dan weer: 'In beslag
genomen door het Volksfront'. Maar het meest van al kwam het anarchistenteken
voor 'CNT'. Steeds waren de in beslag genomen gebouwen kloosters of
andere kerkelijke instellingen. Eerst later volgden de villa's en
de paleizen."
Verwoesting en plundering kwamen zo goed als niet voor. Tot grote
verbazing van vele leden van de bourgeoisie en buitenlanders bleken
de anarchisten allerminst een stel rovers en moordenaars te zijn.
Streng werd er door de wijkraden, de revolutionaire comités en de
arbeidersorganisaties op toe gezien, dat niemand zich iets toeeigende
waarop hij geen recht had. In hun eerste enthousiasme gingen enkele
patrouilles er zelfs toe over om stapels bankpapier uit overgenomen
gebouwen op straat te gooien en in brand te steken. Zo groot was hun
afkeer van het kapitalisme en zozeer wensten zij een totale verandering
van de bestaande maatschappij. Het enige niet-religieuze gebouw dat
verwoest werd, was het gebouw van de Italiaanse scheepvaartmaatschappij,
van waaruit tijdens de gevechten door scherpschutters op de arbeiders
geschoten was. In feite was de 'orde' snel hersteld nadat de gevechten
beëindigd waren. Voor een stad in revolutie bood Barcelona een verrassend
rustig beeld. Ook de kerkverbrandingen waren van een andere aard dan
vaak is voorgesteld. De journalist Borkenau schreef in zijn dagboek:
"Op weg naar huis zag ik dat men een kerk in brand had gestoken en
opnieuw was ik zeer verbaasd. Ik had gedacht dat het een demonische
uitbarsting van de menigte zou zijn, maar het bleek een administratieve
aangelegenheid. De kerk bevond zich op de hoek van de grote Plaza
de Cataluna. Snel grepen de vlammen om zich heen. Een kleine groep
mensen stond toe te kijken (het was rond 11 uur 's avonds). Men betreurde
de brand allerminst, maar was ook niet erg uitgelaten. De brandweer
was ter plekke om de vlammen zorgvuldig beperkt te houden tot de kerk,
en de belendende percelen te beveiligen; niemand mocht dichtbij de
brandende kerk komen - ter voorkoming van ongelukken - en de mensen
hielden zich, met opmerkelijke volgzaamheid, aan deze bepaling."
Brandende kerken, onteigende gebouwen, roodzwarte vlaggen, gewapende
arbeiders, dit alles was de revolutie. Militietroepen in hun overalls
(het typische 'uniform' van deze revolutie) beheersten het straatbeeld.
Wijkraden en revolutionaire comités, syndicaten en arbeidersorganisaties
beheersten het leven. En boven alles: de anarchisten, de onbetwiste
meesters van Barcelona en Catalonië.
HET 'COMITÉ DE MILICIAS ANTIFASCISTAS'
In de loop van de middag van 20 juli, nadat de laatste bolwerken van
de opstandelingen gevallen waren, liet Companys de voormannen van
de CNT en de FAI uitnodigen voor een onderhoud in het gebouw van de
Generalidad. Tot de tanden gewapend, vuil van de gevechten, en nog
treurend om de gesneuvelde Ascaso begeeft een kleine groep anarchistische
voormannen zich naar zijn werkkamer. Companys komt hen geëmotioneerd
tegemoet en omarmt hen. De hierop volgende bespreking besliste over
de inhoud en de richting van de revolutie. Zij is dan ook belangrijk
genoeg om hier zo volledig mogelijk vermeld te worden. De tekst van
de toespraak van Companys is later door Juan Garçía Oliver, een van
de aanwezige anarchistische voormannen, meegedeeld:
"Allereerst, zo begon Companys, moet ik u vertellen dat de CNT en
de FAI nooit behandeld zijn zoals zij, gezien hun belangrijkheid,
verdienden. U bent altijd en door iedereen streng vervolgd en ook
ik was door politieke realiteiten gedwongen u tegen te werken en te
vervolgen, hoewel ik vroeger aan uw zijde stond. Vandaag bent u echter
de meesters van Barcelona en Catalonië, omdat u alleen de fascistische
militairen verslagen hebt. Toch hoop ik dat u niet beledigd zult zijn,
indien ik u er op dit ogenblik aan herinner dat u heeft kunnen rekenen
op de hulp van een aantal loyale mannen van mijn partij en van de
Guardias en de Mozo's." Companys dacht een ogenblik na en vervolgde
toen langzaam: "Maar de waarheid is dat u, hoewel u tot eergisteren
toe vervolgd bent, vandaag de militairen en de fascisten verslagen
hebt. Omdat ik weet wie en wat u bent, kan ik niet anders dan met
grote oprechtheid tot u spreken. U hebt gewonnen en alles is in uw
macht. Indien u mij niet wenst of niet nodig heeft als president van
Catalonië, zeg het mij dan nu en ik zal een soldaat extra worden in
de strijd tegen het fascisme. Maar aan de andere kant, als u denkt
dat ik op deze post, die ik niet verlaten zou hebben als levend man
indien de fascisten hadden overwonnen, van enig nut zou kunnen zijn
in de strijd tegen het fascisme tezamen met de mannen van mijn partij,
met mijn naam en prestige ... dan kunt u rekenen op mij en mijn loyaliteit.
Ik zeg dit als man en als politicus, omdat ik ervan overtuigd ben
dat vandaag een heel verleden sterft van schaamte en omdat ik oprecht
wens dat Catalonië aan het hoofd zal staan van de sociaal meest vooruitstrevende
landen."
De woorden van Luis Companys lieten niet na indruk te maken op de
anarchistische voormannen. Vooral het beroep op de oude vriendschap
en de broederlijke strijd van Esquerra en CNT-FAI in de afgelopen
dagen, overtuigde hen van de oprechtheid van Companys. Hun reactie
was spontaan, aldus Ricardo Sanz, een van de andere aanwezigen: "Zonder
dat wij, die de kommissie van afvaardiging vormden, ons van tevoren
hierover beraden hadden, zeiden wij tegen Companys dat hij, als degene
die het absolute vertrouwen van geheel Catalonië bezat, eveneens ons
vertrouwen had en dat wij hoopten dat hij de functie van president
van Catalonië zou blijven waarnemen."
Companys dankt de anarchisten voor dit vertrouwen en wijst op de noodzaak
van voortzetting van de strijd tegen het fascistische gevaar. In het
aangrenzende AragÓn is de opstand geslaagd en van die kant zou wel
eens spoedig gevaar kunnen dreigen. Hij stelt voor om op korte termijn
een colonne van arbeidersmilities te vormen om AragÓn te bevrijden.
Dit plan was de anarchisten welkom en gezamenlijk wordt tot de organisatie
van deze strijdmacht besloten. Hiervoor was het nodig, volgens Companys,
om alle antifascistische krachten in Catalonië te bundelen. Alleen
gezamenlijk zal men de vijand kunnen verslaan. Zijn voorstel aan de
anarchisten is daarom: een comité samen te stellen uit afgevaardigden
van alle revolutionaire en antifascistische partijen, dat de leiding
van de oorlog en de revolutie zal hebben. Garçía Oliver deelt echter
mee dat de aanwezige anarchisten daarover niet kunnen beslissen, maar
alleen hun organisaties. Zij beloven echter het voorstel van Companys
te zullen ondersteunen.
Nog diezelfde avond, 20 juli, wordt in Barcelona een vergadering van
het Regionale Comité van de CNT gehouden. De afgevaardigden delen
de voorstellen van Companys mee en vragen om een snelle beslissing.
Het dilemma waarvoor het Regionale Comité zich gesteld zag, was buitengewoon
zwaar. Aan de ene kant bestond de wens de macht, die men veroverd
had, te consolideren en onmiddellijk over te gaan tot de invoering
van het anarchocommunisme in Catalonië nu daarvoor de tijd eindelijk
rijp scheen. Aan de andere kant het zwaarwegende argument van de komende
oorlog tegen het fascisme, dat een groot deel van Spanje veroverd
had. In deze strijd zouden de burgerlijke antifascistische partijen
van grote waarde kunnen blijken als bondgenoten. Kortom, zoals Juan
Garçía Oliver het samenvatte: "Of het anarchocommunisme, wat de anarchistische
dictatuur betekent, Óf de democratie, wat voor ons collaboratie betekent."
Het zitting nemen in een bestuursorgaan, zij het een revolutionair
bestuursorgaan, betekende immers voor de anarchisten de verloochening
van een van de meest essentiële punten van hun theorieën.
Toch besluit het Regionale Comité van de CNT op 20 juli 1936 om het
voorstel van Luis Companys te aanvaarden en zitting te nemen in het
revolutionaire comité van alle antifascistische partijen. Dit wordt
de volgende dag ingesteld onder de naam "Comité de Milicias Antifascistas",
Comité van antifascistische milities. Het had tot taak de militaire
expeditie naar AragÓn uit te rusten en de revolutionaire orde in Catalonië
te waarborgen. Het Comité telde aanvankelijk 14 leden, waaronder 3
voor de CNT, 2 voor de FAI, 3 voor de UGT, 3 voor de Esquerra, en
1 voor de POUM.
De anarchisten hadden in dit orgaan volledig de overhand. Hun alles
overheersende positie wat betreft aanhang en bewapening maakte hen
tot de spil van het Comité. De organisatie van de arbeidersmilities,
de voorbereiding van de expeditie naar AragÓn en de instelling van
gewapende patrouilles in Barcelona waren geheel in hun handen. Ongetwijfeld
had het Regionale Comité deze sterke positie van de anarchisten voorzien.
Het besluit stuitte bij de leidende militanten van de CNT en de FAI
dan ook op bijzonder weinig verzet. Minder begrijpelijk was echter
een tweede besluit, dat op dezelfde vergadering van 20 juli 's avonds
genomen werd. De Generalidad, de Catalaanse autonome regering, zou
blijven bestaan naast het Comité de Milicias en zij zou daarin zelfs
een vertegenwoordiger mogen benoemen.
Volgens verklaringen van Frederica Montseny gebeurde dit omdat ÓÓk
de anarchisten op dat ogenblik een façade van rechtmatigheid en burgerlijke
betrouwbaarheid wilden opbouwen, om buitenlandse hulp niet af te stoten.
Het besluit betekende echter dat er in Catalonië twee bestuursvormen
ontstonden, een revolutionair en een burgerlijk gezag, en dat vroeg
of laat een van beide het veld zou moeten ruimen.
Deze twee uitermate belangrijke beslissingen zijn op 20 juli genomen
door het Regionale Comité van de CNT in Catalonië, de top van de anarchistische
organisaties. Echter, zonder dat de leden hierover geraadpleegd werden.
Ondanks verzekeringen van anarchistische zijde dat er op dit punt
zo goed als geen oppositie bestond, blijft deze gang van zaken voor
een anarchistische beweging een bevreemdende zaak. Bovendien doet
zich het merkwaardige geval voor dat de anarchistische pers en publicaties
unaniem zwijgen over deze toch zo belangrijke vergadering van het
Regionale Comité. Beide beslissingen zijn later onderwerpen van heftige
kritiek aan het adres van de Catalaanse anarchisten geweest. De deelname
aan het Comité de Milicias zou verraad aan de revolutie betekend hebben,
en lafheid toen het op handelen aankwam. Het is niet te ontkennen
dat de leiding en de top van de anarchistische organisaties in Catalonië
minder revolutionair en radicaal geweest is dan haar aanhang. De arbeiders
hielden veel minder rekening met de algemene politieke situatie en
wensten in Catalonië de sociale revolutie volledig door te voeren.
Deze tweespalt zal ook in het volgende hoofdstuk duidelijk naar voren
komen. Maar van lafheid is de leidende groep anarchistische militanten
zeker niet te beschuldigen. Naast Ascaso waren talrijke bekende anarchistische
voormannen in de straatgevechten van 19 en 20 juli gesneuveld of gewond.
Het is echter een onomstotelijk feit, dat het anarchisme nooit dichter
bij de verwezenlijking van haar ideeën is geweest dan op 20 juli 1936.
De anarchistische organisaties hadden de macht volledig en onbetwist
in handen. De staat was als het ware weggevaagd. Volgens de uitspraak
van een bekende advocaat in Barcelona was op 20 juli alleen 'het stof
van de staat' nog overgebleven. Aan de andere kant moet men echter
bedenken dat het doorvoeren van de anarchistische revolutie zeker
een belemmering betekend zou hebben voor de voortzetting van de strijd
tegen het fascisme. De oprichting van het Comité de Milicias betekende
immers een brede basis voor deze oorlog. Het maakte een snelle en
efficiënte organisatie mogelijk. De beslissing om deel te nemen aan
het Comité de Milicias en om samen te werken met alle antifascistische
krachten is onder dat gezichtspunt meer dan begrijpelijk.
De tweede beslissing, het laten voortbestaan van de Generalidad en
al haar ambtelijke en politieke instellingen is echter onbegrijpelijk
en onnodig geweest. Op het ogenblik van de beslissing zelf was het
Comité de Milicias ongetwijfeld 'de ware en enige macht, de absolute
revolutionaire kracht' van Catalonië. Waarschijnlijk hoopten de anarchisten
dat het revolutionaire orgaan zo'n kracht zou ontwikkelen, dat het
de burgerlijke instellingen als het ware geheel zou overvleugelen
en vernietigen. Dat dit uiteindelijk een misrekening zou blijken,
en dat de Generalidad in een langdurige en taaie strijd niet alleen
haar oude rechten zou heroveren, maar tegelijkertijd ook de revolutie
en haar organen zou ontkrachten, was op dat moment allerminst te voorzien.
Schrijvende over deze periode concludeert Lichtveld dat de anarchisten
bij de strijd tegen het leger "de morele leiding (bezaten) en die
ook wekenlang behielden. Doch zij lieten heel principieel de regering
in handen van andere partijen, hetgeen hun duur te staan is gekomen.
Over het algemeen zijn zij de slachtoffers geworden van hun edele,
idealistische principes, die terecht leren dat alle politiek bevuilt...
"
HET REVOLUTIONAIRE BARCELONA
Barcelona was van de ene dag op de andere volledig herschapen. Het
straatbeeld werd beheerst door gewapende arbeiders, barricades in
alle belangrijke straten en pleinen, onteigende gebouwen en huizen
en overal roodzwarte vlaggen en namen van revolutionaire partijen.
De wijkraden in de verschillende delen van de stad namen de zorg voor
de voedselvoorziening op zich. Voorraden levensmiddelen werden onteigend
en overal werden volkskeukens ingericht, waar aan de militiesoldaten
en hun families en aan ieder die het nodig had voedsel verschaft werd.
Wachtpatrouilles, samengesteld uit alle antifascistische partijen,
beveiligden de stad tegen plunderaars en criminele elementen. Door
de CNT en de FAI werden plundering of moord met de kogel bestraft.
Voor de rechtsspraak over politieke misdaden werden de Volkstribunalen
opgericht.
Onder enorm enthousiasme vertrokken op 24 juli de eerste colonnes
van de arbeidersmilities naar AragÓn. Meer dan 20.000 man, waaronder
14.000 anarchisten van de CNT en de FAI waren in twee dagen tijd bewapend
en bevoorraad. Zij vertrokken in onteigende vrachtwagens en autobussen
naar de grens van AragÓn. De leiding van deze expeditie was in handen
van Buenaventura Durruti en Perez Farras, een populaire majoor die
in 1934 de leiding van de mislukte opstand had gehad. Het plan was
om via AragÓn een doorbraak te forceren naar Asturië en de economisch
belangrijke industriegebieden van Noordwest Spanje. Op die manier
zouden de fascisten in het Noorden en het centrum van Spanje van elkaar
gescheiden worden en zou de opmars naar Madrid, die later inderdaad
plaats vond, onmogelijk zijn gemaakt. De voorbereiding van deze grote
militairrevolutionaire onderneming was in handen van de ons bekende
anarchistische theoreticus Diego Abad de Santillán. Deze had een belangrijke
rol tijdens de straatgevechten gespeeld en zat als afgevaardigde van
de FAI in het Comité de Milicias.
Op 22 juli verschijnen de eerste kranten weer, zij het dan dat alle
vroegere rechtse kranten een geheel revolutionaire inhoud hebben gekregen.
Door de CNT en de FAI wordt een informatiebulletin opgezet, dat van
nu af aan het verloop van de revolutie zal begeleiden en dat voor
elke belangstellende een van de meest waardevolle bronnen voor de
geschiedenis van de Spaanse burgeroorlog is. Merkwaardigerwijs werd
het eerste nummer (van 22 juli 1936) samengesteld door de bekende
historicus van het anarchisme, Max Nettlau. Deze verbleef toevallig
in Barcelona bij vrienden, toen de opstand van het leger plaatsvond.
Langzamerhand begint het dagelijkse leven weer op gang te komen. Winkels
worden weer geopend en terrasjes weer bezet. Maar in plaats van de
burgerij is het de arbeidersklasse die de straten en pleinen bevolkt.
Overal ziet men de klederdracht van de revolutie: de overall met de
rode halsdoek. Barcelona was een stad in revolutie, en waarschijnlijk
was zij het toneel van de meest authentieke arbeidersrevolutie die
de twintigste eeuw gekend heeft. Op allen die de stad in deze tijd
bezochten, maakte zij een diepe indruk. Iedereen zag er datgene, wat
hij gehoopt had eens te zullen zien als de revolutie werkelijkheid
was geworden. De linkse journalist Borkenau (géén anarchist), die
de stad anderhalve week na de gevechten bezocht, schrijft:
"... En dan, toen we de hoek van de Ramblas (de belangrijkste verkeersader
van Barcelona) omgingen, volgde een geweldige verrassing: in een flits
ontvouwde zich voor onze ogen de revolutie. Het was overdonderend.
Het was alsof we op een werelddeel geland waren, dat verschilde van
alles wat ik tot dan toe gezien had. De eerste indruk: gewapende arbeiders,
geweer over de schouder, maar gekleed in burger. (...) Wapens, wapens
en nog eens wapens. Slechts enkele van deze gewapende proletariërs
droegen het nieuwe donkerblauwe en fraaie militie-uniform. Ze zaten
op de banken of liepen over de trottoirs van de Ramblas, met hun geweer
over de rechterschouder en vaak hun meisje aan de linkerarm. (...)
Het feit dat al deze gewapende mannen rondliepen, marcheerden en reden
in hun gewone kleren, maakte het geheel slechts indrukwekkender: een
demonstratie van macht van de fabrieksarbeiders. De anarchisten, herkenbaar
aan hun roodzwarte insignes, waren verreweg in de meerderheid. En
nergens een spoor van 'bourgeoisie'. Slechts arbeidersmannen en -vrouwen;
zelfs geen hoeden!
De Ramblas is niet minder kleurrijk dan vroeger; er is immers de oneindige
afwisseling van blauw, rood, zwart, van de partijemblemen, de halsdoeken,
de fleurige uniformen van de militie."
Ongeveer tezelfdertijd (begin augustus 1936) bevond John Langdon-Davies
zich in Barcelona en zijn indrukken waren geheel anders. In zijn boek
'Behind the Spanish barricades', een van de eerste werkelijk informatieve
boeken over de Spaanse burgeroorlog, vertelt hij: "Ik zal mijn aankomst
in Barcelona, begin augustus 1936, niet licht vergeten. (...) Korte
tijd was ik totaal uitgeput. Ik had mijn eerste ervaring opgedaan
van anarchosyndicalisme in de praktijk. Barcelona had namelijk stoplichten
en verkeersagenten afgeschaft; voor zover men kon zien was het iedereen
gelukt een auto te vorderen en tegelijkertijd bezig te leren rijden
en records te breken. In een stad in volle revolutie lijkt het alsof
iedereen ergens anders heen moet in zo weinig mogelijk seconden. Elke
jongeman in Barcelona had zich een auto, een overalluniform en een
of ander wapen weten te verschaffen, en zolang er nog benzine was,
maakte iedereen zo goed mogelijk gebruik van deze unieke kans."
In zijn boek 'Ceux de Barcelone' beschrijft de Franse journalist H.E.
Kaminski de eerste indruk die de revolutie op hem maakte. Boven alles
uit het enorme lawaai dat de stad voortbracht: "Op het eerste gezicht
is Barcelona niet veranderd. Drukke straten, volle winkels, de cafés
tot op de laatste plaats bezet, 's Avonds is de stad schitterend verlicht,
alle straatlantaarns branden, lichtreclames stralen in vele kleuren
en de menigte is nog groter dan overdag. Wat van de ochtend tot de
avond voortduurt en tijdens de nacht nauwelijks afneemt is het lawaai:
een indringend, overweldigend lawaai dat iemand volledig verdooft,
ook degene die aan het zuidelijk rumoer gewend is. Onafgebroken toeteren
de auto's en hun geraas valt samen met dat van de trams, iedereen
lijkt te schreeuwen en reusachtige luidsprekers braken zonder onderbreking
woorden en muziek uit."
Een vierde ooggetuige die we hier aan het woord laten, is George Orwell,
de bekende Engelse schrijver die als verslaggever naar Barcelona kwam,
maar zich aansloot bij de arbeidersmilities om aan het front van AragÓn
te vechten tegen het fascisme. Zijn merkwaardige boek 'Homage to Catalonia'
houdt het midden tussen een politiek pamflet en een autobiografie.
Barcelona betekende voor Orwell een eerste kennismaking met het anarchisme,
waardoor hij later in sterke mate beïnvloed zou worden. Over Barcelona
schrijft hij:
"... voor wie zo uit Engeland kwam was de aanblik van Barcelona verrassend
en overweldigend. Voor het eerst van mijn leven was ik in een stad
waar de arbeidersklasse in het zadel zat. Praktisch elk gebouw van
enig formaat was in beslag genomen door de arbeiders en versierd met
rode vlaggen of de roodzwarte vlag van de anarchisten; op elke muur
waren hamer en sikkel en de afkortingen van de revolutionaire partijen
gekalkt; in bijna elke kerk waren de heiligenbeelden verbrand en was
de rest weggehaald. Hier en daar werden kerken systematisch afgebroken
door ploegen arbeiders. Elke winkel en elk café had een bordje waarop
stond dat de zaak gecollectiviseerd was; zelfs de schoenpoetsers waren
gecollectiviseerd en hun kistjes waren roodzwart geschilderd. Kelners
en winkelbedienden keken je recht in de ogen en behandelden je als
een gelijke. Onderdanige en zelfs formeelbeleefde uitdrukkingen waren
tijdelijk verdwenen. Niemand zei 'Señor' of 'Don' of zelfs 'Usted';
iedereen sprak iedereen met 'kameraad' en 'jij' aan, en zei 'Salud!'
in plaats van 'Buenos dias'. Fooien waren bij de wet verboden; bijna
het eerste wat ik meemaakte was een preek van een gerant in een hotel,
omdat ik geprobeerd had de liftjongen een fooi te geven. Particuliere
auto's waren er niet, die waren allemaal gevorderd, en alle trams
en taxi's en veel andere vervoermiddelen waren roodzwart geverfd.
Overal vlamden de revolutionaire affiches aan de muren in heldere
rode en blauwe tinten, waar de enkele reclameaffiches die nog over
waren als modderspatten bij afstaken.
Op de Ramblas, de brede hoofdverkeersader van de stad, waar voortdurend
massa's mensen heen en weer stroomden, brulden luidsprekers de hele
dag en tot laat in de avond revolutionaire liederen.
En het vreemdste van alles was de aanblik van de massa's. Behalve
een klein aantal vrouwen en buitenlanders waren er in het geheel geen
'goedgeklede' mensen. Praktisch iedereen droeg grove arbeiderskleren,
of een blauwe overall, of een variant van het militie-uniform. Dit
alles was vreemd en ontroerend. Veel ervan begreep ik niet, in sommige
opzichten vond ik het zelfs onprettig, maar ik erkende het onmiddellijk
als een stand van zaken, waarvoor het waard was te vechten."
De indruk die Barcelona maakte was groot. Maar uit alle vier de ooggetuigeverslagen
spreekt toch duidelijk de verwondering, of liever gezegd de bevreemding
over wat er gebeurde. Een stad in revolutie, een stad in handen van
de arbeidersklasse, maar wat waren de achtergronden? Er heerste opwinding
in de straten van Barcelona, maar ook angst en dreiging. Overal verzamelden
mannen en vrouwen zich voor de luidsprekers die het nieuws van het
front gaven. Grote kaarten waren in de vitrines van de kranten aangeplakt
en iedere militieman werd omringd door een groep vragenstellers. Politieke
organisaties en arbeiderssyndicaten hielden grote demonstraties met
muziek en zeeën van rode en zwarte vlaggen. Soms werd er alarm geslagen
en veranderde het straatbeeld op slag. In een oogwenk waren straten
en pleinen leeg en stoven vrachtwagens vol zwaarbewapende anarchisten
door de straten. De barricades die tijdens de gevechten gebouwd waren
werden slechts geleidelijk aan afgebroken. De uitvalswegen van Barcelona
bleven tot begin september door de arbeidersmilities bewaakt. Voor
allen die Barcelona bezochten was deze stad het levende symbool van
de sociale revolutie in Spanje. Ook al probeerden communisten en burgerlijke
groeperingen tot in het absurde het bestaan van de sociale revolutie
te verloochenen , er was altijd nog Barcelona, de levende getuigenis
van de revolutie en de macht van de arbeiders. Barcelona was de revolutie
en er heerste een gevoel van solidariteit en gelijkheid als in geen
andere revolutie vÓÓr haar. De achtergrond van dit alles was het speciale
aspect van de revolutie in Barcelona en Catalonië. Een aspect dat
het belang van de gebeurtenissen in deze oosthoek van Spanje deed
uitstijgen boven het belang van de burgeroorlog alleen. Barcelona
was het toneel van de eerste en enige werkelijke anarchistische revolutie.
Een revolutie waarbij de macht in de handen van het volk lag, waarbij
geen dictatuur van enige groep of partij bestond, waarbij geen uitgeslapen
partijbonzen en politici aan de touwtjes trokken, maar waar de arbeiders
hun eigen weg trachtten te gaan. Dit werd voor het eerst en in al
zijn consequenties duidelijk in de manier waarop de Catalaanse arbeiders
de leiding van de economie overnamen en de fabrieken en bedrijven
onder hun eigen toezicht in werking stelden.
> terug naar uitgave |  |