Michael LausbergHet anarchistisch Communisme
De Filosofie van Peter Kropotkin
Peter Kropotkin (1842-1921) wordt beschouwd als de belangrijkste anarchistische theoreticus. Hij zag af van een carrière in dienst van de tsaar, publiceerde over zijn belang-wekkende geografische onderzoekingen in Siberië maar koos er uiteindelijk voor zijn leven te wijden aan propaganda voor het anarchisme en aan het geven van een wetenschappelijke onderbouwing daarvan.
Kropotkin meent dat persoonlijke vrijheid, vrijwillige samen-werking en controle van onderaf in organisaties de basis vor-men voor een rechtvaardige maatschappij. Dat is een maat-schappij die gebaseerd is op gelijkheid, eerlijk delen en we-derzijdse hulp, waarin geen plaats is voor gezag en dwang.
Kropotkins blijvende waarde blijkt uit het feit dat zijn boeken nog steeds gelezen worden en ook nu nog aanleiding geven tot wetenschappelijk debat. Wat hij schrijft over organisatie sluit nauw aan bij wat mensen spontaan kiezen als ze hun samenwerking vorm willen geven.
Michael Lausberg geeft in dit boek een grondige en gewogen uiteenzetting van de filosofische ideeën van Kropotkin. In het nawoord schetst Mathijs van de Sande als aanvulling hierop de recente discussies over Kropotkins ideeën.
Kropotkin was de leidende theoreticus en activist van het communistisch anarchisme. Hij stamde af van de hoogste kringen van de Russische aristocratie maar deed zonder enige spijt afstand van alle voorrechten van zijn stand om voor de bevrijding van het volk te strijden. Kropotkin stelde zijn leven in dienst van de revolutie en propageerde een niet aan gezag onderworpen en egalitaire maatschappelijke orde in zelfbeheer, zonder hiërarchische structuren, waarin door de vrijwillige en solidaire vorm van werken een rechtvaardige verdeling van de maatschappelijke rijkdom bereikt wordt. Hij beschouwde de afschaffing van de staat, van de gecentraliseerde overheid en van de regering als noodzakelijke voorwaarde voor de vrijheid van de mensheid. Wederzijdse hulp, solidariteit en vrije ontwikkeling van de afzonderlijke individuen zouden in de plaats daarvan het samenleven in libertaire verbanden reguleren.
Kropotkin wees elke partijorganisatie, zoals het marxisme die vereist, af, als bevoogding van de massa’s door een voorhoede. Een centralistische ordening van boven naar beneden zou nooit een sterke solidariteit mogelijk kunnen maken. Dat kan alleen door de eigen initiatieven van de massa’s en een vrijwillige samenwerking in federaties. Kropotkin ontwierp geen gesloten sociale utopie maar gaf een concept van een menselijke samenleving op wetenschappelijke basis.
De ideeën van Kropotkin vormen een nastrevenswaardig ideaal. Een ideaal wat niet verouderd en nog steeds actueel is. Een revolutie in de zin van Kropotkins anarchistisch communisme lijkt nu veraf, maar de actualiteit van zijn denken bestaat vooral in de waarden van de wederzijdse hulp en de decentrale vrije overeenkomst, van het antikapitalisme, antiautoritaire denken en handelen, alsook in de autonomie die je in eerste instantie in je persoonlijke omgeving vorm geeft. In tweede instantie kan erover nagedacht worden hoe deze waarden in het politiek en maatschappelijke veld, op zijn minst gedeeltelijk, zouden kunnen om- en doorgezet worden.
In het nawoord van dit boek wordt vastgesteld dat Kropotkins invloed op het hedendaagse anarchistische of radicaal-democratische landschap nog altijd goed merkbaar is – al dan niet via meer hedendaagse auteurs zoals Colin Ward, Rebecca Solnit, of Murray Bookchin. Maar meer in het algemeen geeft Kropotkins werk ook vandaag nog aanleiding tot een nieuwe manier van denken over radicale politiek. In allerlei voorbeelden – van de gemeenschappen die ontstaan in tijden van catastrofe tot hedendaagse protestbewegingen, en van pleidooien voor stadspolitiek tot de Koerdische onafhankelijkheidsbeweging – zie je de werkwijzen en organisatieprincipes terug die Kropotkin al beschreef. De potenties van een radicaal andere samenleving zijn niet zo zeer gelegen in abstracte of hypothetische vergezichten, maar in de politieke praktijk en samenwerkingsverbanden die we overal om ons heen, in het ‘hier en nu’ kunnen aantreffen. Niet zelden kan de toepassing van de meest anarchistische principes worden gevonden in praktijken die zichzelf vaak helemaal niet in dergelijke termen legitimeren of begrijpen. Zo bezien zijn we dus, op tal van manieren en momenten in ons dagelijks leven, allemaal al lang anarchisten.Kropotkin was de leidende theoreticus en activist van het communistisch anarchisme. Hij stamde af van de hoogste kringen van de Russische aristocratie maar deed zonder enige spijt afstand van alle voorrechten van zijn stand om voor de bevrijding van het volk te strijden. Kropotkin stelde zijn leven in dienst van de revolutie en propageerde een niet aan gezag onderworpen en egalitaire maatschappelijke orde in zelfbeheer, zonder hiërarchische structuren, waarin door de vrijwillige en solidaire vorm van werken een rechtvaardige verdeling van de maatschappelijke rijkdom bereikt wordt. Hij beschouwde de afschaffing van de staat, van de gecentraliseerde overheid en van de regering als noodzakelijke voorwaarde voor de vrijheid van de mensheid. Wederzijdse hulp, solidariteit en vrije ontwikkeling van de afzonderlijke individuen zouden in de plaats daarvan het samenleven in libertaire verbanden reguleren.
Kropotkin wees elke partijorganisatie, zoals het marxisme die vereist, af, als bevoogding van de massa’s door een voorhoede. Een centralistische ordening van boven naar beneden zou nooit een sterke solidariteit mogelijk kunnen maken. Dat kan alleen door de eigen initiatieven van de massa’s en een vrijwillige samenwerking in federaties. Kropotkin ontwierp geen gesloten sociale utopie maar gaf een concept van een menselijke samenleving op wetenschappelijke basis.
De ideeën van Kropotkin vormen een nastrevenswaardig ideaal. Een ideaal wat niet verouderd en nog steeds actueel is. Een revolutie in de zin van Kropotkins anarchistisch communisme lijkt nu veraf, maar de actualiteit van zijn denken bestaat vooral in de waarden van de wederzijdse hulp en de decentrale vrije overeenkomst, van het antikapitalisme, antiautoritaire denken en handelen, alsook in de autonomie die je in eerste instantie in je persoonlijke omgeving vorm geeft. In tweede instantie kan erover nagedacht worden hoe deze waarden in het politiek en maatschappelijke veld, op zijn minst gedeeltelijk, zouden kunnen om- en doorgezet worden.
In het nawoord van dit boek wordt vastgesteld dat Kropotkins invloed op het hedendaagse anarchistische of radicaal-democratische landschap nog altijd goed merkbaar is – al dan niet via meer hedendaagse auteurs zoals Colin Ward, Rebecca Solnit, of Murray Bookchin. Maar meer in het algemeen geeft Kropotkins werk ook vandaag nog aanleiding tot een nieuwe manier van denken over radicale politiek. In allerlei voorbeelden – van de gemeenschappen die ontstaan in tijden van catastrofe tot hedendaagse protestbewegingen, en van pleidooien voor stadspolitiek tot de Koerdische onafhankelijkheidsbeweging – zie je de werkwijzen en organisatieprincipes terug die Kropotkin al beschreef. De potenties van een radicaal andere samenleving zijn niet zo zeer gelegen in abstracte of hypothetische vergezichten, maar in de politieke praktijk en samenwerkingsverbanden die we overal om ons heen, in het ‘hier en nu’ kunnen aantreffen. Niet zelden kan de toepassing van de meest anarchistische principes worden gevonden in praktijken die zichzelf vaak helemaal niet in dergelijke termen legitimeren of begrijpen. Zo bezien zijn we dus, op tal van manieren en momenten in ons dagelijks leven, allemaal al lang anarchisten.
Peter Kropotkin
‘Gemeenteraden moeten wijkraden van buurtbewoners laten meebeslissen.’ Met deze stelling uit het begin van de jaren 1970 vatte Roel van Duyn, gangmaker van Provo, in een bundel teksten van Kropotkin, zowel de ervaring van de protestbeweging van de jaren 1960 als de bijdrage van Kropotkin tot het anarchisme samen. Het is een idee dat opnieuw aan belang wint.
Kropotkin pleitte ‘voor volkomen onafhankelijke gemeenten, bevrijd van de voogdij van de staat’. Net zoals de burgers uit de middeleeuwse gemeente zich moesten bevrijden van de heer, zou de tegenwoordige gemeente zich van de staat moeten bevrijden: ‘De gemeente der toekomst heeft geen keuze: of de gemeente zal volkomen vrij zijn om alle instellingen in het leven te roepen en alle hervormingen en omwentelingen tot stand te brengen die ze nodig acht, of ze zal blijven wat ze tot op heden was: een toevoegsel van de staat, in al haar bewegingen geketend, steeds met de staat van mening verschillend…’
De gemeenten bevrijden van de voogdij van de staat: voor velen lijkt het een vreemde gedachte. ‘Weet men dan niet dat de mens duizenden jaren in maatschappijen heeft geleefd vooraleer hij de staat kende?’ repliceert Kropotkin. ‘Men vergeet dat de staat voor de Europese volkeren van latere oorsprong is, dat hij nauwelijks uit de zestiende eeuw dateert. Men miskent dat de roemrijkste tijdperken van de mensheid diè waren toen vrijheden en plaatselijk leven nog niet door de staat waren verwoest en toen vele mensen in gemeenten en vrije federaties leefden.’
Maar de staat, is dat geen handig instrument om ‘harmonie’ in de maatschappij te creëren? Helemaal niet, zegt Kropotkin. De staat is volgens hem een organisatie die in de loop van drie eeuwen uitgewerkt en langzaam vervolmaakt werd met als de doel de privileges van bepaalde klassen te handhaven, privileges die erin bestaan te profiteren van de arbeid van de meerderheid van de bevolking.
Kropotkin werpt de vraag op of de staat, die volgens hem in de geschiedenis van de beschaving uitgewerkt werd om een wettelijk karakter te geven aan de uitbuiting van de massa door de bevoorrechte klassen, het instrument kan zijn van haar bevrijding. Vormen zich anderzijds niet reeds in de evolutie van de moderne maatschappijen andere groeperingen dan de staat, die groeperingen die in de maatschappij de coördinatie, de harmonie van de individuele pogingen kunnen brengen en het instrument worden van de bevrijding van de massa zonder toevlucht te nemen tot de onderwerping van allen aan de piramidale hiërarchie van de staat?
Kropotkin wijst erop dat zich in de loop van de geschiedenis vele voorbeelden voorgedaan hebben die aantonen dat telkens als nieuwe sociale lagen activiteit en intelligentie begonnen te ontwikkelen, zij een scheppende kracht begonnen te ontplooien en nieuwe vormen van politieke organisatie wisten te vinden.
Kropotkin verwijst in dit verband naar de vrije steden in de middeleeuwen, die vanaf de eerste dag nieuwe instellingen schiepen in de vorm van hun ‘eedgenootschappen’, genootschappen waarvan de leden elkaar onderlinge bijstand beloven. Zij waren georganiseerd op basis van onafhankelijke, soevereine stadsdelen – de straat en de wijk of secties (federaties van straten) – en anderzijds de gilde, die eveneens onafhankelijk was; op basis van de georganiseerde en soevereine kunsten (die bijgevolg elk haar ‘rechtspraak’, haar banier en haar militie hadden) en uiteindelijk op basis van het forum, de volksvergadering, die de federatie van de stadsdelen en de gilden vertegenwoordigde.
Een hele reeks instellingen, die haaks stonden op de geest van de Romeinse staat en van de theocratische staat van het oosten, werden op die wijze ontwikkeld in de loop van drie of vier eeuwen. ‘Wie zou er,’ zo vraagt Kropotkin zich af, ‘een ogenblik aan kunnen twijfelen dat dit nieuwe instellingen waren, die voortspruitten uit het federaal beginsel en met eerbiediging van de individualiteit die aan de Communes van de middeleeuwen toestonden de rijke beschaving, de kunsten en de wetenschap te midden van de duisternis van het tijdperk te ontwikkelen, die wij in de 15de eeuw aantreffen?’
Kropotkin verwijst eveneens naar de Franse Revolutie van 1789, die hij een ‘stedelijke revolutie’ noemt. Omdat een revolutie niet gemaakt wordt door decreten, waren het volgens Kropotkin de duizenden dorps- en stadsgemeenten die zich belastten met de afschaffing van de feodale rechten in die plaatsen.
Het is volgens Kropotkin absoluut noodzakelijk dat de massa de middelen vindt voor haar bevrijding die haar in staat stellen haar scheppende kracht te ontplooien en zelf nieuwe gelijkheidsvormen voor productie en distributie uit te werken. De staat en de nationale vertegenwoordiging kunnen die volgens Kropotkin niet vinden; de mensen zèlf zullen die moeten vinden.
Hetzelfde geldt voor de vormen van de politieke organisatie. Om zich vrij te maken van de exploitatie die zij ondergaan onder de voogdijschap van de staat, kan de massa niet blijven onder de heerschappij van de vormen die de ontplooiing van het volksinitiatief verhinderen. Deze werden uitgewerkt door de regeringen om de verknechting van het volk te bestendigen, ten einde te beletten dat hun scheppende kracht zich ontplooit en de instellingen van wederzijds dienstbetoon zich uitwerken op basis van gelijkheid. En Kropotkin besluit: ‘Nieuwe vormen moeten gevonden worden om het tegenovergestelde doel te dienen.’
De Amerikaanse pionier van de sociale ecologie Murray Bookchin (1921-2006) plaatst zich in de traditie van Kropotkin als hij het historisch potentieel van de gemeente, als de voedingsbodem van geest en debat, wil verwerkelijken. Het communalisme waar hij voor pleit probeert ‘resoluut een einde te maken aan statelijke gemeentelijke structuren en deze te vervangen door instellingen met een libertaire strekking. Het beoogt de bestuursinstellingen van steden radicaal om te vormen tot democratische volksassemblees, die gestoeld zijn op buurten, dorpen en steden. In deze volksassemblees gaan burgers – uit de middenklassen èn uit de arbeidersklassen – op een ‘face to face’- basis aan de slag met gemeentelijke aangelegenheden, nemen zij bestuurlijke beslissingen in een directe democratie, en verwezenlijken het ideaal van een humanistische, rationele maatschappij.’Peter Kropotkin
‘Gemeenteraden moeten wijkraden van buurtbewoners laten meebeslissen.’ Met deze stelling uit het begin van de jaren 1970 vatte Roel van Duyn, gangmaker van Provo, in een bundel teksten van Kropotkin, zowel de ervaring van de protestbeweging van de jaren 1960 als de bijdrage van Kropotkin tot het anarchisme samen. Het is een idee dat opnieuw aan belang wint.
Kropotkin pleitte ‘voor volkomen onafhankelijke gemeenten, bevrijd van de voogdij van de staat’. Net zoals de burgers uit de middeleeuwse gemeente zich moesten bevrijden van de heer, zou de tegenwoordige gemeente zich van de staat moeten bevrijden: ‘De gemeente der toekomst heeft geen keuze: of de gemeente zal volkomen vrij zijn om alle instellingen in het leven te roepen en alle hervormingen en omwentelingen tot stand te brengen die ze nodig acht, of ze zal blijven wat ze tot op heden was: een toevoegsel van de staat, in al haar bewegingen geketend, steeds met de staat van mening verschillend…’
De gemeenten bevrijden van de voogdij van de staat: voor velen lijkt het een vreemde gedachte. ‘Weet men dan niet dat de mens duizenden jaren in maatschappijen heeft geleefd vooraleer hij de staat kende?’ repliceert Kropotkin. ‘Men vergeet dat de staat voor de Europese volkeren van latere oorsprong is, dat hij nauwelijks uit de zestiende eeuw dateert. Men miskent dat de roemrijkste tijdperken van de mensheid diè waren toen vrijheden en plaatselijk leven nog niet door de staat waren verwoest en toen vele mensen in gemeenten en vrije federaties leefden.’
Maar de staat, is dat geen handig instrument om ‘harmonie’ in de maatschappij te creëren? Helemaal niet, zegt Kropotkin. De staat is volgens hem een organisatie die in de loop van drie eeuwen uitgewerkt en langzaam vervolmaakt werd met als de doel de privileges van bepaalde klassen te handhaven, privileges die erin bestaan te profiteren van de arbeid van de meerderheid van de bevolking.
Kropotkin werpt de vraag op of de staat, die volgens hem in de geschiedenis van de beschaving uitgewerkt werd om een wettelijk karakter te geven aan de uitbuiting van de massa door de bevoorrechte klassen, het instrument kan zijn van haar bevrijding. Vormen zich anderzijds niet reeds in de evolutie van de moderne maatschappijen andere groeperingen dan de staat, die groeperingen die in de maatschappij de coördinatie, de harmonie van de individuele pogingen kunnen brengen en het instrument worden van de bevrijding van de massa zonder toevlucht te nemen tot de onderwerping van allen aan de piramidale hiërarchie van de staat?
Kropotkin wijst erop dat zich in de loop van de geschiedenis vele voorbeelden voorgedaan hebben die aantonen dat telkens als nieuwe sociale lagen activiteit en intelligentie begonnen te ontwikkelen, zij een scheppende kracht begonnen te ontplooien en nieuwe vormen van politieke organisatie wisten te vinden.
Kropotkin verwijst in dit verband naar de vrije steden in de middeleeuwen, die vanaf de eerste dag nieuwe instellingen schiepen in de vorm van hun ‘eedgenootschappen’, genootschappen waarvan de leden elkaar onderlinge bijstand beloven. Zij waren georganiseerd op basis van onafhankelijke, soevereine stadsdelen – de straat en de wijk of secties (federaties van straten) – en anderzijds de gilde, die eveneens onafhankelijk was; op basis van de georganiseerde en soevereine kunsten (die bijgevolg elk haar ‘rechtspraak’, haar banier en haar militie hadden) en uiteindelijk op basis van het forum, de volksvergadering, die de federatie van de stadsdelen en de gilden vertegenwoordigde.
Een hele reeks instellingen, die haaks stonden op de geest van de Romeinse staat en van de theocratische staat van het oosten, werden op die wijze ontwikkeld in de loop van drie of vier eeuwen. ‘Wie zou er,’ zo vraagt Kropotkin zich af, ‘een ogenblik aan kunnen twijfelen dat dit nieuwe instellingen waren, die voortspruitten uit het federaal beginsel en met eerbiediging van de individualiteit die aan de Communes van de middeleeuwen toestonden de rijke beschaving, de kunsten en de wetenschap te midden van de duisternis van het tijdperk te ontwikkelen, die wij in de 15de eeuw aantreffen?’
Kropotkin verwijst eveneens naar de Franse Revolutie van 1789, die hij een ‘stedelijke revolutie’ noemt. Omdat een revolutie niet gemaakt wordt door decreten, waren het volgens Kropotkin de duizenden dorps- en stadsgemeenten die zich belastten met de afschaffing van de feodale rechten in die plaatsen.
Het is volgens Kropotkin absoluut noodzakelijk dat de massa de middelen vindt voor haar bevrijding die haar in staat stellen haar scheppende kracht te ontplooien en zelf nieuwe gelijkheidsvormen voor productie en distributie uit te werken. De staat en de nationale vertegenwoordiging kunnen die volgens Kropotkin niet vinden; de mensen zèlf zullen die moeten vinden.
Hetzelfde geldt voor de vormen van de politieke organisatie. Om zich vrij te maken van de exploitatie die zij ondergaan onder de voogdijschap van de staat, kan de massa niet blijven onder de heerschappij van de vormen die de ontplooiing van het volksinitiatief verhinderen. Deze werden uitgewerkt door de regeringen om de verknechting van het volk te bestendigen, ten einde te beletten dat hun scheppende kracht zich ontplooit en de instellingen van wederzijds dienstbetoon zich uitwerken op basis van gelijkheid. En Kropotkin besluit: ‘Nieuwe vormen moeten gevonden worden om het tegenovergestelde doel te dienen.’
De Amerikaanse pionier van de sociale ecologie Murray Bookchin (1921-2006) plaatst zich in de traditie van Kropotkin als hij het historisch potentieel van de gemeente, als de voedingsbodem van geest en debat, wil verwerkelijken. Het communalisme waar hij voor pleit probeert ‘resoluut een einde te maken aan statelijke gemeentelijke structuren en deze te vervangen door instellingen met een libertaire strekking. Het beoogt de bestuursinstellingen van steden radicaal om te vormen tot democratische volksassemblees, die gestoeld zijn op buurten, dorpen en steden. In deze volksassemblees gaan burgers – uit de middenklassen èn uit de arbeidersklassen – op een ‘face to face’- basis aan de slag met gemeentelijke aangelegenheden, nemen zij bestuurlijke beslissingen in een directe democratie, en verwezenlijken het ideaal van een humanistische, rationele maatschappij.’
Kelderuitgeverij
176 pag, geïllustreerd (foto), met stofomslag EAN 978-90-79395-42-2 Prijs € 15,00, Porto € 4,40> fragment |