Inleiding (fragment)


Autobiografieën en herinneringen zijn documenten die met beleid moeten worden gelezen en gebruikt. Vervelende herinneringen, pijnlijke voorvallen, zwakke momenten blijven maar al te vaak onvermeld of ze worden verdraaid weerge-geven en soms zelfs gebruikt om anderen zwart te maken. De auteur kan verder besluiten dat het grote publiek
met bepaalde zaken niets te maken heeft en zodoende maar een gedeelte van het verhaal presenteren. Niet zelden komt het zelfbeeld van de auteur niet overeen met het beeld dat anderen van hem of haar hebben. Dat kan dan weer tot misverstanden in het verleden leiden en navenante
scheve voorstellingen in de memoires. Dan worden memoires nog meer getuigenissen van slechts de waarheid van de auteur. Daarnaast is het welhaast onvermijdelijk dat de persoon van de auteur in het middelpunt wordt gezet, zodat het uiteindelijke relaas een egocentrisch karakter krijgt. Hoewel Domela Nieuwenhuis schrijft niet het middelpunt in
zijn verhaal te hebben willen zijn (27), toch is hij het geworden.


Autobiografie?
Zijn gedenkschriften zijn niet gemakkelijk in een bepaald vakje te stoppen. Ze bevatten niet simpel herinneringen. Domela Nieuwenhuis heeft wel degelijk autobiografische passages in de tekst opgenomen. De laatste hoofdstukken vormen daarenboven een geloofsbelijdenis van en pleidooi
voor het anarchisme, de ideeënwereld waarop de auteur naar eigen zeggen wel moest uitkomen. Al bevatten ze autobiografische fragmenten, de gedenkschriften vormen geen autobiografie. Teveel zaken zijn privé gebleven en daardoor zijn bepaalde gebeurtenissen niet volledig behan-deld. Zodoende bevat Domela Nieuwenhuis’ boek een aantal halve waarheden. Dat telt temeer omdat de auteur op de een of andere manier ook een geschiedenis van het socialisme in Nederland heeft willen geven. Niet ten onrechte achtte hij die geschiedenis zozeer verbonden met zijn persoon, dat beide niet gescheiden behandeld kunnen worden.(p 27)
Doorgaans wordt de ontwikkeling van Domela Nieuwenhuis in een aantal afzonderlijke fasen opgedeeld. Eerst was hij (radikaal-)liberaal, waarbij hij op godsdienstig vlak van orthodox naar vrijzinnig lutheraan evolueerde om in de tweede helft van de jaren 1870 agnost dan wel atheïst te worden. In die tweede helft van de jaren 1870 begint ook zijn socialistische, preciezer: sociaal-democratische, periode, die eindigt in 1891, 1896 of 1897. Daarna begint zijn anar-chistische tijd, een periode waarin hij voor socialistische tegenstrevers en in hun kielzog sommige historici dood was “voordat hij stierf”.(594) De periodisering zelf houdt Domela
Nieuwenhuis ook aan, maar bij hem lijkt het daarbij meer te gaan om organisatorische binding (kerk, Sociaal-Demo-cratische Bond, Sociaal-Democratische Internationale) dan om zijn ideeënwereld. Daarin ziet hij continuïteit en een harmonische ontwikkeling van het lagere naar het hogere, waarbij het anarchisme het hoogste stadium is.(p 28-29) Hoewel hij zichzelf een tijdlang marxist noemde en het marxistisch socialisme aanhing, lijkt hij tegelijkertijd geïn-trigeerd te zijn geweest door het anarchisme en ook wel ertoe aangetrokken. Naar zijn eigen idee kwam dit doordat in het protestantisme al een anarchistische kern zit, want het legt de nadruk op het individuele geweten en oordelen van de mens. In wezen wees het protestantisme uiterlijk gezag af (behalve dat van een persoonlijk ervaren God) en daarom was voor hem zijn Beverwijkse intreepreek van 1871 al uiting van een anarchistische instelling.(p 59)
Vrijheid van het individu was op dat moment de grondtoon van zijn politieke denken was, maar bleef dat toen hij in de socialistische beweging actief was. Hij was diepgaand beïn-vloed door de Engelse filosoof John Stuart Mill, wiens beroemde traktaat over vrijheid hij in de jaren 1860 verslonden had. Die invloed moet ook de oorzaak zijn van zijn vroege interesse voor het anarchisme, maar dat is niet hetzelfde als sympathie gevoelen voor het anarchisme.2 (120). Het zegt in dit verband wel iets dat Domela Nieuwenhuis in zijn gevangenistijd (januari tot augustus
1887) onder andere een deel van Élisée Reclus Nouvelle Géographie Universelle heeft vertaald.3 In Recht voor Allen van 22 en 23 september 1889 zal hij vervolgens bij een vertaling van een opstel van Reclus ‘Waarom zijn wij anar-chisten’ zelfs opmerken: “Verander het woord anarchist
in dat van socialist en wij kunnen het [opstel] overnemen”. Hij begint anarchistische periodieken als de Vrije Pers en Anarchist te steunen. Domela Nieuwenhuis zelf zegt dat hij in deze en de volgende jaren vooral in de richting van het anarchisme werd gedreven door de ontwikkelingen in de Duitse sociaal-democratische partij.(332) Het is waar, maar dat geldt voor meer socialistische en anarchistische tijdge-noten, bij Domela Nieuwenhuis speelde ook de oude scholing in het lutheranisme en het denken van John Stuart Mill een rol. Omdat hij met de ratio te werk ging en naar zijn mening de rede altijd universele waarheden opleverde, ging hij ervan uit dat anderen hem wel zouden volgen als ze niet direct met hem meegingen. Daarin vergiste hij zich en daarom doet hij
in zijn gedenkschriften nog eens goed uitkomen hoever het anarchisme boven de sociaal-democratie uitsteekt.(bijv. 540 e.v.) Dat blijkt uit de waarde die het hecht aan de vrijheid van het individu, aan ideologische en politieke zuiverheid, het afwijzen van deelname aan parlementen en gemeente-raden (die corrumperend werken) en in de strijd niet enkel
tegen kapitalisme maar tegen elk uiterlijk gezag. Dat laatste leidt ertoe dat Domela Nieuwenhuis heel opmerkelijk in deze gedenkschriften reeds bedenkingen uit over een mogelijke communistische dictatuur, “die zorg draagt dat aan de behoeften der maag wordt voldaan, maar dat daardoor nog allerminst de vrijheid aller deel is”.

> terug naar uitgave